Circulair bouwen is duurzaam, zoveel is duidelijk. Op vrijdag 21 juni organiseerde cepezed een kennisevenement in Utrecht om scherper te definiëren waar we staan. Wat er nu nodig is blijft nog wat diffuus, maar hoe dan ook verandert het werk van architecten én slopers in de ‘next step’.
cepezed is goed thuis in circulariteit en wil zijn kennis graag delen. Daarom organiseerde het bureau een kennisevenement in Westraven. Dit Utrechtse kantoor van Rijkswaterstaat staat aan de vooravond van een grote, circulaire verbouwing, waar cepezed het ontwerp voor maakt. Onder leiding van Ronnie Overgoor gaven Majorie Jans van het Rijksvastgoedbedrijf, Menno Rubbens van cepezedprojects en Ronald Schleurholts van architectenbureau cepezed een korte voordracht gevolgd door een kort plenair gesprek. De circa zeventig aanwezigen waren mensen uit het vak, waaronder ingenieurs, (technisch) adviseurs, bouwers en enkele opdrachtgevers.
12 miljoen vierkante meter
Bij het Rijksvastgoedbedrijf staat circulariteit hoog op de agenda. Het wordt gezien als een van de manieren om in 2050 Paris Proof te zijn. Majorie Jans: ‘We bouwen duurzaam of we bouwen niet.’ Zij maakt duidelijk hoe groot de impact van die keuze kan zijn, gezien het aantal vierkante meters - 12 miljoen - en het aantal gebouwen van het Rijksvastgoedbedrijf. Dat zijn rijkskantoren, kazernes, gevangenissen, rechtbanken, paleizen, aanmeldcentra et cetera. Ook de voorbeeldfunctie van het Rijksvastgoedbedrijf stuurt deze ambitie.
Om zijn eigen doelstellingen te halen heeft het Rijksvastgoedbedrijf een routekaart opgesteld. Die voorziet in meteen toepasbare, minimale ingrepen en in doelstellingen om te verwezenlijken op ‘strategische momenten’, zoals bijvoorbeeld 50 procent minder primaire grondstoffen. Jans schetst de verduurzamingsopgave als een ecosysteem, waar alles met alles in verband staat. ‘Daarom is het belangrijk om elkaar te kennen en te weten wat iedereen aan het doen is, wat kan door middagen als deze.’
‘we zijn allang begonnen met circulair bouwen’
omgekeerd bouwen
Het Rijksvastgoedbedrijf zet ook de toon in zijn tenders, door lef en inzet te belonen en van expliciete opgaven de grenzen te verkennen met koplopers. In de tender voor de Tijdelijke Rechtbank in Amsterdam werd bijvoorbeeld verkend hoe je afval in de bouw voorkomt – het antwoord was een remontabel gebouw. Bij vijf verdiepingen van de Maastoren in Rotterdam draait het om hergebruik, hier werd een verdieping leeg gehouden voor de opslag van her te gebruiken bouwelementen en meubilair. Kantoor Vol Afval in Katwijk zette in op het verzilveren van álle kansen op het gebied van circulariteit. Jans noemt het ‘een soort omgekeerd bouwen’ omdat er nog geen materiaal was, maar wel een ontwerp.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft een voorkeursvolgorde geformuleerd: eerst behoud, dan hergebruik op locatie, hergebruik van elders en biobased nieuw materiaal en als laatste anderszins nieuw materiaal. Wat makkelijker klinkt dan het is, gezien Jans’ aanbeveling om ervoor te zorgen dat iedereen weet dat hij in een innovatietraject zit, en een praktische werkwijze aan te bieden. Ook de suggesties uit de zaal zijn voornamelijk praktisch. Een Boei-inventarisatie kan misschien van nut zijn om te weten welk, al dan niet bruikbaar, materiaal er in een gebouw zit? En opdrachtgevers mogen creatiever zijn in de tender en flexibeler als een opdracht eenmaal is gegund.
de cirkel is rond
Wat betreft de urgentie van de opgave licht Menno Rubbens de CO2-belasting van de bouw eruit. ‘In Nederland is de bouw verantwoordelijk voor 11 procent van de CO2-uitstoot, dus veranderingen in de bouw hebben serieus invloed. Dit betreft alleen de materiaalgebonden emissies in de bouw, dus de logistiek, waar ook nog iets te winnen valt. Maar willen we de doelstelling van Parijs halen dan moet de uitstoot binnen 26 jaar van 250 naar 50, dat gaat ons niet lukken.’
Om wat dit betreft toch ver te komen, of klaar te zijn voor de toekomst, bepleit Menno Rubbens architectuur die ‘onzekerheid aankan’, zowel in de lagen van het gebouw als in het geheel. Het doel is zo hoog mogelijk te eindigen op de R-ladder. ‘Het mooiste is natuurlijk niks doen, dus refuse. Maar bouw je toch, verhoog dan het circulair potentieel in je nieuwbouw, bijvoorbeeld met herbruikbare kanaalplaten - reuse.’ Ook Rubbens wijst in zijn verhaal op het belang van samenwerking. Wat betreft de rollen of regie, waar na de presentatie van Jans vragen over waren, wijst hij erop dat de cirkel rond is, ‘dus iedereen kan overal instappen’.
reframe
Via de voorbeelden van het Circulair Centrum Heerde, het Cultureel Centrum Oss, de tijdelijke Rechtbank Amsterdam en de demontage en het hergebruik van het ABN-Circle-gebouw komt Menno Rubbens uit bij het begrip ‘reframe’, de R die hij graag toe zou voegen aan de R-ladder, net onder refuse en rethink. Rubbens wil met cepezedprojects vol inzetten op reframe, oftewel hergebruik van delen van een gebouw.
Luc Vermeijden (Prince Cladding Obdam) merkt op dat de circulaire projecten van zijn bedrijf substantieel duurder zijn, omdat er meer arbeid in zit. Circulair bouwen wordt niet goedkoper door het vaker te doen, denkt Rubbens, maar door een ander waardemodel te hanteren, met een langere tijdspanne. ‘Het wordt tijd dat ontwikkelaars, architecten en bouwers verantwoordelijkheid dragen voor de lange termijn in plaats van alleen tot het moment van oplevering.’
Andere opmerkingen vanuit de zaal gaan over herbruikbaar materiaal: waar laat je dit bijvoorbeeld als je niet binnen een opdracht samenwerkt? En zou de norm iets omlaag kunnen over wat je met elkaar accepteert, zodat sandwichpanelen met krassen ook meedoen? Aan het gesprek over kostenplaatjes, dat hierop volgt, voegt Rubbens toe dat tweedehands kanaalplaten op dit moment duurder, want gewilder zijn dan nieuwe. Zij zijn namelijk beter uitgehard en daardoor sterker.
losse ontwerphouding
Ronald Schleurholts herkent Jans’ notie van ‘omgekeerd bouwen’. Hij noemt het een ‘puzzel’ en benadrukt het belang van een ‘verbinder’ in het ontwerp van een circulair gebouw. Dit is een ruimtelijk-constructief element dat het mogelijk maakt om gaandeweg geoogst materiaal in te passen zonder afbreuk te doen aan de hoofdstructuur. Schleurholts vindt zijn vak leuker en complexer worden, ‘er is meer om rekening mee te houden en demonteurs - vroeger heetten zij slopers – al betrokken aan het begin van het ontwerpproces’.
De voorbeelden die hij laat zien, waaronder de twee renovaties van Westraven - de eerste losmaakbaar, de tweede een shuffle van die elementen -, het gemeentehuis van West Betuwe, paviljoen The Green House in Utrecht en het Squadrongebouw in Den Helder maken duidelijk hoeveel ervaring cepezed al heeft met circulaire bouw, waarbij Schleurholts aanstipt wat het bureau al doende heeft geleerd, zoals het belang van het hergebruik van de hoofddraagconstructie, wat qua duurzaamheid de meeste impact heeft.
Schleurholts geeft aan dat de stijl van cepezed misschien niet ‘losjes’ is, maar dit niet wil zeggen dat alles strak afgewerkt hoeft te zijn. Bij The Green House waren bijvoorbeeld ‘vullers’ nodig, die in het zicht zijn gelaten, en dit gebouw heeft met hergebruikt hout en hergebruikte straatklinkers en rookglazen gevelpanelen het karakter van een collage. ‘Er zijn circulaire gebouwen in allerlei handschriften.’ Hem spreekt vooral aan dat je als architect losser moet denken, ‘het hoeft niet per se te worden wat je vooraf bedacht had’.
sloopverbod
‘De vraag omtrent circulariteit is al lang niet meer waar moeten we beginnen’, zegt Majorie Jans ter afsluiting, ‘want we zijn al lang begonnen.’ Wel moedigt zij het aan om elkaar op te zoeken, over grenzen heen te denken en elkaar vooral te stimuleren en uit te dagen. ‘Het gaat in kleine stapjes, het vorige week ondertekende betonakkoord is een stap richting circulair beton.’ Menno Rubbens besluit de middag met de oproep tot een sloopverbod, waarbij hoort dat je bij voorbaat al insteekt op hergebruik en uitgaat van het materiaal. Overgoor: ‘Slopers krijgen dan ander werk.’ Rubbens: ‘Architecten ook.’
meer met minder
Een thema dat nog aanscherping verdient, is de rol van andere overheden en overheidsinstanties, buiten het Rijksvastgoedbedrijf. Ook kwamen er vragen over de kosten, over de opslag van circulair materiaal, en over productinnovatie. Op die gebieden is behoefte aan duidelijkheid. Het meest interessante was misschien het probleem dat werd aangestipt in relatie tot de huidige bouwopgave: als we die opgave circulair invullen, is de oogst ontoereikend, omdat er meer gebouwen nodig zijn dan er nu zijn. We moet dus, zoals Ronald Schleurholts het verwoordde, ‘meer doen met minder.’
discover@cepezed is een serie kennisevents rond duurzaamheidsthema’s in de bouw en architectuur, vanuit het idee dat je samen verder komt dan alleen.