menu sluiten

industriële bouw of een one-off?

door Noud van Alphen & Lucas van der Wee

Bij alle innovatie in de wereld blijft de bouw opvallend achter. Hierover zijn Jan Houtekamer (directeur cepezedbouwteam) en Willem Neeleman (directeur Tardis Innovations) het hartgrondig eens. Toch was er nog genoeg om over te praten. Want hoe verander je dit?

Jan: ‘Jij bent een productontwikkelaar die van de automobielindustrie overstapte naar de bouwwereld. Dat vinden we bij cepezed interessant, want wij zien architectuur ook als een product.’

Willem: ‘Ja, ik heb 17 jaar in de auto-industrie gewerkt, bij dealerbedrijven en importeurs. In het begin hield ik mij bezig met het aftersalestraject van motoren. Het viel me daar al op dat het stroperig wordt waar de ene afdeling stopt en de andere begint, ook al werk je aan één product. Het is belangrijk om die grens goed te benoemen. Later kreeg ik via twee andere bedrijven een mooie inkijk bij fabrikanten op het gebied van productontwikkeling en productieontwikkelingen. Door ActiveWarmth, waar ik mij bezighield met geleidende polymeren en wandverwarmingssystemen, kwam ik in de bouwwereld terecht.’

Jan: ‘Dus het begon met een bepaald materiaal?’

Willem: ‘Ja, met als doel CO2-reductie. Het viel me op dat er in de bouw weinig gebruik werd gemaakt van kennis als deze, misschien omdat de bouw van oudsher een vakmanschap-gedreven ambacht is. Architecten en opdrachtgevers willen steeds iets nieuws, zij maken een one-off. Vergeleken met de autobranche in elk geval, waar ieder merk duidelijk een omschreven en herkenbare identiteit heeft, en je als klant een bestaand type kiest dat aansluit bij je imago.’

Jan: ‘Mm, gaat deze vergelijking echt op?’

Willem: ‘De auto-industrie werkt niet met een specifiek pakket van eisen dat dan vervolgens door een architect in een uniek ontwerp wordt gevat.’

Jan: ‘Maar in de woningbouw is toch veel hetzelfde, het verschil zit daar hooguit in het afbouwpakket. Ik heb het idee dat het ‘one-off’ hem zit in de steeds wisselende samenstelling van het team.’

Willem: ‘De bouw maakt weinig gebruik van lerend vermogen, is mijn ervaring. De autobranche is meer toekomstgericht, daar draait het om leren, uitvoeren, evalueren en weer leren. In de bouw wordt de woning, dus het product, gestandaardiseerd in plaats van het proces. Bij de recirculaire woningen die ik met mijn bedrijf in Nijmegen realiseer, waarvan de componenten voor 99 procent opnieuw te gebruiken zijn, hebben we het proces gestandaardiseerd. Daardoor kan bijvoorbeeld de beukmaat per woning verschillen. We definiëren de interface opnieuw, zowel van componenten als van partijen.’

Jan: ‘Hoe doen jullie dat?’

Willem: ‘Eigenlijk door de bouwwijze te standaardiseren. Eenzelfde geïndustrialiseerd platform als in de autobranche zorgt dat de verbindingen tussen de onderdelen gestandaardiseerd zijn - of zo’n platform nou voor een Golf, Skoda of Audi wordt gebruikt, de montage is identiek. Het standaardiseren van bouwknopen en interfaces zorgt voor een snelle montage en demontage, maar ook voor gezekerde prestaties van verbindingen. Bij het monteren van de woning op locatie werken we met montagespecialisten, mensen die getraind zijn en weten welke handelingen toegevoegd moeten worden. Het is een eenduidige en eenvoudige manier van monteren, we gebruiken bijvoorbeeld ook tie-wraps met een kleurcode. Daardoor wordt er niet zomaar ergens een gat geboord.’

Jan: ‘Maakt het een verschil dat de bouw altijd plaatsvindt op locatie, terwijl je een auto of motor in de fabriek maakt?’

Willem: ‘Niet per se, maar heb je de logistiek niet op orde dan krijg je de problemen die je juist tegen wilde gaan. In Nijmegen hebben we laten zien dat de ruwbouwfase gecombineerd kan worden met de afbouwfase. Een team heeft het casco inclusief de complete binnenwanden in een dag gemonteerd. Het team dat aan de ruwbouwfase werkt, is medeverantwoordelijk voor de afbouwfase, ook dat voorkomt fouten. We bekijken nu hoe we het bouwproces over de hele keten kunnen optimaliseren. Wat er kortweg op neer komt dat we de interfaces zo moeten ontwerpen dat iedereen ze toepast met hetzelfde resultaat.’

Jan: ‘Interessant, dat jullie hierover nadenken. Technisch als ze zijn, veronderstellen ontwerpers vaak dat dit wel begrepen wordt. Jij denkt meer vanuit de handeling dan vanuit het resultaat.’

Willem: ‘Ik zie het bouwbesluit als het minimale en beschouw elke woning als mijn eigen woning. Ik zet ook in op CO2-reductie en wil geen purschuim meer gebruiken. En niet het kostenplaatje, maar de toekomstige relevantie van een element is leidend.’

Jan: ‘En dat dan met zo min mogelijk materiaal…’

Willem: ‘Dat is inderdaad vooral de zoektocht geweest, we konden de woningen in Nijmegen zo’n 20 duizend kilo lichter maken dan traditionele prefab-bouw.’

Jan: ‘De bouwwereld heeft het probleem van kwaliteit versus kwantiteit beantwoord met de ‘bouwfabriek’. Hoe kijk je aan tegen dat fenomeen? Wordt de bouw hier slim?’

Willem: ‘Dat vind ik lastig te beoordelen, de maat van de fabriek bepaalt dan de mate van innovatie op componentniveau. Wij hebben een businessmodel à la General Electric, waar wij toeleveranciers op elkaar afstemmen binnen het geïndustrialiseerde platform en één op één de duurzaamheidsambities vergroten.’

Jan: ‘Met de architect als regisseur, bedoel je?’

Willem: ‘Voor mij zit de rol van de architect in de hoek van de look & feel, de esthetica en de ruimtelijkheid.’

Jan: ‘Is dat niet wat beperkt?’

Willem: ‘Dat vind ik niet. In de autobranche zijn bijvoorbeeld dikke boeken geschreven met verhandelingen over de bestuurdersplek. Alle merken weten de uitdaging die de regelgeving met zich meebrengt om te zetten in een herkenbare merkeigenheid. Dit bedoel ik met het standaardiseren van de bouwwijze.’

Jan: ‘Wie zie jij als de regisseur van de raakvlakken van alle componenten?’

Willem: ‘Dat zijn we nu zelf aan het organiseren als ontwerper van een geïndustrialiseerd platform. Door dat op heldere ontwerpcriteria te baseren, maken we andere keuzes.’

Jan: ‘Ik ben fan van de architect als regisseur van het hele bouwproces. Omdat de architect als geen ander weet hoe het geheel in elkaar zit en dat geheel dus ook het beste kan bewaken.’

Willem: ‘Je moet voorkomen dat je toch onverhoopt nieuwe dingen uitvindt en die one-off-situatie ontstaat. Het geïndustrialiseerde platform biedt een architect veel vrijheid om de woning aan te passen. De rol van het bewaken van deze standaard ligt niet bij de architect.’

Jan: ‘Maar wie anders dan de architect kan dit?’

Willem: ‘Alle rollen in de bouw veranderen. Volgens mij is het een kwestie van herdefiniëren van de rol van de aannemer.’

Jan: ‘Ja, vroeger was de aannemer net als de autofabrikant, tegenwoordig ligt de scheidslijn bij de leverancier. We moeten weer eigenaar worden van de interfaces. Het is nu zo dat de Wet Kwaliteitsborging zelfs tegen je kan werken.’

Willem: ‘In Nijmegen werkten wij als hoofdaannemer en hebben we met Bouwq en Allianz de woningen geleverd met een verzekering voor verborgen gebreken. Mijn rol was het innoveren van de interfaces voor het geïndustrialiseerde platform en het versterken de eenduidige werkwijze.’

Jan: ‘Als je innoveert, helpt het om je eigen rol helder te definiëren. Niet de risico’s, maar de oplossingen en mogelijkheden zouden leidend moeten zijn in contractuele kaders. In dit opzicht is de woningbouwfabriek van Van Wijnen interessant. Hier wordt gewerkt met één contract en één team voor alles, waardoor partijen niet tegenover elkaar staan. De keerzijde is dat zo’n fabriek eenheidsworsten produceert. Net als jij zie ik het slimmer organiseren van het maakproces als de actuele bouwopgave.’

Willem: ‘Het lijkt soms wel of verschillende disciplines toevallig bij elkaar komen op de bouw. Ze doen hun eigen ding, zonder idee van het eindresultaat. Die fragmentatie verklaart waarom het lerend vermogen zo klein is - je krijgt geen feedback. In Nijmegen ging dat soort kennis niet verloren. We hebben laten zien dat je met behulp van de kennis van alle partijen een integraal ontwerp maakt dat door vier montagespecialisten en een machinist heel goed een woning kunt neerzetten, die nog te verplaatsen is ook.’

Jan: ‘Je hebt daar toch een montagehandleiding voor gemaakt? Op de bouwplaats komt de vraag hoe het echt bedoeld was naar mijn idee te weinig aan de orde, zelfs als er, zoals bij cepezed, nieuwe ideeën zijn ontwikkeld.’

Willem: ‘Heel anders dan in de automobielindustrie, waar je producten blijft monitoren en repareert of met terugroepacties verantwoording neemt. De bouw is een idioot overspannen markt, daardoor ligt de nadruk op andere zaken dan een handleiding. Onze montage- en demontagehandleiding zorgt voor kwaliteit én voor snelheid. Elke stap van het montageproces staat erin, inclusief de benodigde mankracht, tot het eindresultaat aan toe. Bovendien hanteren we bij de recirculaire woning heldere criteria, die langs de meetlat van de duurzaamheidsambities zijn gelegd. Door die duidelijkheid wordt er niet van die criteria afgeweken.’

Jan: ‘Zie jij een ontwikkeling voor je waarin de ontwerper en de aannemer één worden?’

Willem: ‘In de Romeinse Tijd stond de architect bij de opening onder het aquaduct dat hij had ontworpen. Die liefde voor het vak is mooi. Maar ik denk toch dat de aannemer een centrale rol zal houden.’


Jan Houtekamer is directeur van cepezedbouwteam
Willem Neeleman is productontwikkelaar en directeur van Tardis Innovations

→ ga terug naar het overzicht

contact
mail bd@cepezed.nl of 
bel ons business development team op +31 (0)15 2150000