Bij ons op kantoor doet zich momenteel een kleine geboortegolf voor. Beschuit met roze of blauw is inmiddels wekelijkse kost. Of dit een teken is van hersteld consumentenvertrouwen, het resultaat van een groeiend personeelsbestand of gewoon een toevallige samenloop van omstandigheden, laat zich vooralsnog raden. Zeker – en mooi om te zien – is wel dat elke jonge vader of moeder steevast overloopt van trots op iedere keer weer de mooiste baby ter wereld.
In de bouw heerst momenteel eenzelfde hausse van vruchtbaarheid en optimisme. Nog niet zo lang geleden werd er nog maar weinig gebouwd en werd hooguit met regelmaat het meest duurzame gebouw ter wereld aangekondigd. Nu lijkt het één groot conceptiefeest en staan de sociale media vol luidruchtige berichten over nieuwe plannen en projecten.
De makers hiervan zijn steevast even trots op ieder kersvers project als genoemde jonge ouders op hun nieuwbakken spruiten. Maar in de echoput van de online-wereld neemt deze grootsheid soms potsierlijke vormen aan. Wanneer een architectenbureau bijvoorbeeld laat weten supertrots te zijn op een gewonnen project, komt een verliezend finalist hier ras achteraan met een felicitatiebericht dat vooral inleiding is tot uiting van trots over de eigen, helaas niet-winnende inzending. Verschillende adviseurs posten hierop volgend weer berichten van trots over hun bijdragen aan zowel de winnende als verliezende inzendingen. Trotse bouwer, trotse constructeur, übertrots, overjoyed and delighted, proud teamwork, het is maar een greep uit het voorhanden trots-vocabulaire.
Het is fijn dat er weer genoeg grond voor optimisme is, maar ik snak inmiddels wel naar communicatie met iets meer betekenis en een wat creatiever taalgebruik. Nog benieuwder ben ik overigens naar de volgroeide, gebouwde resultaten van al die in pril stadium aangekondigde projecten; ik hoop dat iedereen daarop net zo trots kan zijn als op de conceptie.
Ronald Schleurholts, directeur-architect cepezed, Delft
Cobouw, 23 augustus 2017